Mannen van staal

Enige tijd geleden las ik het boek “The Joiner and Cabinet Maker” (anoniem geschreven in 1839, heruitgegeven door Lost Art Press, 2009), waarin de dagelijkse gang van zaken in een plattelands timmerwerkplaats uit het midden van de negentiende eeuw wordt beschreven. Interessant aan dit boek is dat niet de hoofdpersoon Thomas – een meubelmaker in opleiding – centraal staat, maar het meubelwerk dat hij maakt. Hierdoor zijn talloze handelingen die met de hand werden uitgevoerd tot in detail beschreven.

Aangezien ik een voorliefde heb voor handgereedschappen en oude technieken, probeer ik deze waar mogelijk, zij het op kleine schaal, in mijn meubelwerk toe te passen; wat lijstwerk schaven of een sponning en groef met de hand slaan. Hier en daar wat randafwerkingen is tot daar aan toe, maar hoe kwam men tweehonderd jaar geleden van al die ruige delen hout naar vlakke, haakse en fijn geschaafde planken? Dit heb ik de afgelopen week zelf mogen ervaren.

Voor een Amsterdams grachtenpand uit de zeventiende eeuw heb ik twee nieuwe luiken voor de zolderramen gemaakt. Aangezien dit een relatief kleine opdracht was, heb ik besloten deze geheel met de hand te maken. Niet alleen het zaag- en profileerwerk is met de hand uitgevoerd, ook het vlak en haaks schaven van de ruwe delen alsook het op breedte en dikte schaven.Dit laatste bleek behoorlijk intensief te zijn. Een paar dagen lang stond ik met het zweet op mijn rug te schaven, waardoor ik nu eindelijk begrijp waarom vroeger de mannen van staal waren en de schepen van hout.

Net als Thomas merkte ik bij mijzelf vooruitgang, waarbij de laatste plank aanzienlijk gemakkelijker ging. Maar Thomas was meer dan alleen een metgezel, hij was ook een leermeester, daar hij elke schaafstreek die ik heb gemaakt, meer dan honderdvijftig jaar geleden heeft voorgedaan.